Oud tegenover nieuw, de drukke stad versus zee en natuur, authentieke tapasrestaurantjes maar ook hippe clubs: Valencia – na Madrid en Barcelona de op twee na grootste stad van Spanje – heeft het allemaal. Afgelopen zomer heb ik twee weken in Valencia gezeten, waar ik een talencursus deed. Het is nu weer lekker weer en automatisch gaan mijn gedachten terug naar wat ik daar allemaal beleefd heb. Toen ik afgelopen week voor iemand een to-do list aan het opstellen was voor Valencia, bedacht ik me dat ik jullie dit niet kon onthouden.

Oud versus Nieuw

10659105_758942774151969_7610086080852470519_oDe stad bestaat echt uit twee delen, het moge duidelijk zijn: het oude gedeelte en het nieuwe gedeelte. Het nieuwe gedeelte – ook wel Ciudad de las Artes y las Ciencias – is in ongeveer de afgelopen twintig jaar gebouwd. Deze ‘stad van de kunst en de wetenschap’ bestaat uit verschillende gebouwen, oftewel ‘da zwembad met die gebouwen’ – zoals ik iemand hoorde zeggen. Je vindt er onder andere het Oceanogràfic, l’Umbracle (een soort palmentuin die ’s avonds wordt omgetoverd tot een club), een IMAX bioscoop en nog veel meer. Dit gedeelte ligt aan het einde van het Jardín del Turia, oftewel een park dat is gebouwd op de rivierbedding waar vroeger de Turia liep. Na een overstroming is de rivier omgelegd en is dit park ontstaan. Als je door dit park loopt heb je een bijzondere aanblik op de oude bruggen van de stad.

Vanaf de Ciudad de las Artes y las Ciencias kun je door het park helemaal langs de oude stad lopen, waar je op een gegeven moment aankomt bij de oude stadspoorten – ook wel Torres de Serranos. Deze poorten fungeerden vroeger als toegang tot de stad: was je ’s avonds te laat, dan kon je buiten stad. Je kunt deze stadspoorten voor ongeveer een eurootje beklimmen en je hebt dan een prachtig uitzicht over de hele stad.

Vanaf deze torens ben je in een mum van tijd op het Plaza de la Virgen, het grote en bekende plein in het midden van de stad. Hier mag je alcohol drinken, ook buiten de terrassen, waardoor het ’s avonds een supergezellige ontmoetingsplek is voor jongeren, coole dudes op skateboards en noem maar op. Verder vind je in dit oude stadsdeel de typische kleine Spaanse straatjes en pleinen. Vergeet niet de Mercado Central te bezoeken. Het principe is hetzelfde als in andere Spaanse steden, een grote markt met voedsel, souvenirtjes, restaurantjes. Helaas kon ik hier niet naar binnen doordat ik overdag les had, maar de Mercado Central beats La Boqueria in Barcelona – aldus de Valencianen. Ook het Estacion del Norte en het Plaza de Toros mag je niet missen.

Stad versus zee en natuur

Over de stad heb ik ondertussen genoeg verteld, gok ik. Het vette aan Valencia is dat het aan zee ligt, wat het ideaal maakt voor een stedentrip in de zomer. Ten zuiden van de haven van Valencia bevindt zich een boulevard met leuke restaurantjes en barretjes. Aangezien mijn talencursus in El Saler (iets buiten Valencia) was, ging ik daar altijd naar het strand. Het vette is dat El Saler in het Parc Natural de l’Albufera ligt, een lagoon en natuurpark buiten de stad. In dit natuurpark ligt het grootste natuurlijke meer van Spanje, waar je ’s avonds – met een boottochtje – de ondergaande zon en honderden vliegende vissen kunt zien.

Authentieke tapasrestaurantjes versus hippe clubs

10608770_758943304151916_1610759468634731474_oMijn favoriete restaurant – ook al is het niet zo authentiek -: Cien Montaditos. Degenen die al vaker in Spaanse steden zijn geweest zullen dit wel herkennen, het is namelijk een keten. Op woensdagavond zijn de broodjes en andere tapas hier één euro, salade is twee euro en bijna alle drankjes zijn ook één euro. Cien Montaditos bevindt op het Placa de Sant Llorenc en op het Placa de la Reina. Tapasrestaurants vind je – zoals het natuurlijk hoort in Spanje – op elke hoek van de straat. Ik raad het niet aan om op de écht toeristische plekken zoals Plaza de la Virgen uit eten te gaan, behalve dat het eten duurder is, is de kwaliteit vaak ook slechter.

Een aanrader om te stappen is Espit Chupitos. Ondertussen springen in Nederland de Chupitos – shotjes café’s – uit de grond. Ik ben ervan overtuigd dat dit concept gestolen is van Espit Chupitos uit Spanje. Honderden soorten shotjes, met veel alcohol, allemaal voor twee euro. Een leuke avond is gegarandeerd ;). Verder vind je in de haven veel hippe, grote clubs waarvan Las Animás wellicht de bekendste is. Bereid je bij een bezoekje aan een club wel voor op een entree van minimaal 15 euro. L’Umbracle (waar ik al eerder over schreef) is overigens op veel avonden iets goedkoper, ongeveer tien euro ben je daar kwijt. Check voordat je naar een club gaat Facebook even, vaak kun je daar (door de pagina te liken of wat dan ook) korting krijgen op je entree. Ik ben ook nog een avondje gaan salsa dansen met de locals in een echte dansclub, voor het echte Spaanse gevoel is dat zeker een aanrader.

Zoals je wel merkt is er in Valencia genoeg te beleven. Ik heb de hoogtepunten geprobeerd zo goed mogelijk samen te vatten, maar voor zo’n gave stad is dat eigenlijk niet te doen. Het is in ieder geval minder toeristisch dan bijvoorbeeld Barcelona, waardoor je extra kunt genieten van de Spaanse sfeer en al het moois. Boek gewoon zelf een ticket en ga genieten van deze stad. Have fun! 

10669272_758943427485237_8695861847037529817_o

Door: Iris Reinhard